Vibuti Pada
Vibuti Pada deel 3, over de zich ontwikkelende psychisch hogere vermogens
Betreft de vermogens of siddhis, die tot ontwikkeling komen, als men de hogere vorm van yoga beoefent. Let op: de siddhis zijn niet het nagestreefde doel, want dat is de bevrijding. Men verkrijgt de siddhis gaandeweg.
1. Concentratie is het vasthouden van het denken binnen een begrensde, mentale ruimte ( Het object van de concentratie).
2. De ononderbroken stroom (van denken) gericht op het (voor de meditatie gekozen) object, is contemplatie (het schouwen).
3. Deze (namelijk de contemplatie) waneer er alleen maar bewustzijn is van het object der meditatie en niet van zichzelf (namelijk het denken) is Samadhi.
4. De drie tezamen vormen Samyama.
5. Door het (nl. Samyama) meester te worden (te leren beheersen) (verkrijgt men) het licht van het hoger bewustzijn.
6. De toepassing ervan (nl. Samyama) geschiedt in etappes.
7. De drie staan innerlijk in betrekking tot de voorafgaande.
8. Zelf dat (Sabija Samadhi) is uitlijk ten opzichte van het zonder zaadgedachte zijnde (Nirbija Samadhi).
9. Nirodha Parinama is die transformatie van het denken, waarin het hoe langer hoe meer wordt doordrongen van die toestand van Nirodha die zich even voordoet tussen een impressie die aan het verdwijnen is de impressie, die daarvoor in de plaats komt.
10. Zijn stroom wordt rustig en bedaard door herhaalde impressie.
11. De Samadhi transformatie is de (geleidelijke) neergang van de verstrooiingen en de gelijktijdige opgang van eenpuntigheid.
12. En dan wordt de toestand van het denken, waarin het “object” dat (het volgende ogenblik) opkomt, Ekagrata Parinama genoemd.
13. Hierdoor (namelijk door wat er in de laatste vier sutras gezegd is) worden ook de transformaties in de eigenschappen, de aard en de toestand in de elementen en zintuiglijke organen verklaard.
14. Het substraat is datgene waarin de eigenschappen —latent, werkzaam of onwaarneembaar —inherent zijn.
15. De oorzaak van het verschil in de transformatie is het verschil in het ten grondslag liggende proces.
16. Door Samyama te verrichten op de drie soorten van transformaties (Niridha, Samadhi, Ekagrata) verkrijgt men kennis van het verleden en de toekomst.
17. Het geluid, de betekenis (die daarachter zit) en het begrip (op dat ogenblik in het denken aanwezig) zijn in verwarde toestand bijeen. Door Samyama (op het geluid) te doen, worden ze ontward en dan ontstaat er begrip van de betekenis der geluiden, door welk levend wezen dan ook geuit.
18. Door directe waarneming van de indrukken (ontstaat) kennis van de vorige geboorte.
19. (Door directe waarneming door middel van Samyama) van het beeld dat het bewustzijn in beslag neemt, (verkrijgt men) kennis omtrent het bewustzijn van andere.
20. Maar niet nog andere mentale factore, die het mentale beeld ondersteunen, want die zijn niet het object (van Samayama).
21. Door Samayama te verrichten op Rapu (een van de vijf tanmatras) wordt bij het buiten werking stellen van de kracht vanhet ontvankelijke (bevattelijke) het contact tussen oog (van de waarnemer) en het licht (van het lichaam) verbroken en wordt het lichaam onzichtbaar.
22. Uit het bovenstaande valt het verdwijnen van het geluid enz. te begrijpen.
23. Karma is van tweeërlei aard: actief en latent; door Samyama er op te verrichten verkrijgt men kennis omtrent het moment van overlijden; en ook door Samyama op onheilspellende voortekenen.
24. (Door Smayama te verrichten) op vriendelijkheid (vriendschappelijjkheid, welwillendheid) enz. (komt) stekte (van het vermogen).
25. (Door Samayama te verrichten op) de sterkte (van dieren) verkrijgt men de sterkte van een olifant, enz.
26. Kennis van het kleine, het verborgene of het verafgelegene (wordt door Samayama verkregen) door het licht van bovennatuurlijke hoedanigheid te richten (of te projecteren).
27. Men verkrijgt kennis omtrent het zonnestelsel door Samayama te verrichten op de zon.
28. (Door Samayama te verrichten) op de maan, (verkrijgt men) kennis betreffende de onderlinge schikking van de sterren.
29. (Door Samayama te verrichten) op de poolster (verkrijgt men) kennis omtrent huin bewegingen.
30. (Door Samayama te verrichten) op het navel-cakra (verkrijgt men) kennis aangaande de ordening van het lichaam.
31. (Door Samayama te verrichten) op de slokdarm, (verkrijgt men) het ophouden van honger en dorstgevoel.
32. (Door Samayama te verrichten) op de Kurma-nadi (verkrijgt men) standvastigheid.
33. (Door Samayama te verrichten) op het licht onder de kruin van het hoofd, verkrijgt men het visoen van Adepten (de Volmaakten).
34. Uit het intuïtieve (verkrijgt men kennis) omtrent alles.
35. (Door samayama te verrichten) op het hart, verkrijgt men het besef van aard van het verstandelijk denken.
36. Ervaren is het resultaat van het onvermogen onderscheid te maken tussen de Parusha en Sattva ofschoon ze volkomen verschillend zijn. Kennis omtrent Parusha spruit voort uit Samyama op het belang van het Zelf (van de Parusha) los van het belang van iets (iemand) anders (van Prakrti).
37. Daaruit (vandaar) komen het intuitieve horen, tasten, zien, proeven en ruiken voort.
38. Ze zijn de belemmeringen van Samadhi en de vermogens in de weg staan, als het denken naar buiten gericht is.
39. Het denkvermogen kan het lichaam van iemand anders binnengaan door het losser maken (ontspanning) van de oorzaak van gebondenheid (slavernij) en op grond van kennis van de kanalen.
40. Door meesterschap over Udana (verkrijgt men) de kunst van Levitatie en het niet-in-contact-komen met water, slijk, doornen, enz.
41. Door beheersing van Samana (verkrijgt men) heerschappij over de hitte van de maag (spijsvertering).
42. Door Samayama te verrichten op de verhouding tussen Akasa en het oor (verkrijgt men) bovenzintuiglijk gehoor.
43. Door Samayama te verrichten op de verhouding tussen het lichaam en de Akasa en tegelijkertijd het samenvallen (en rapport brengen) van het denkvermogen met het lichte stand te brengen (lichte dingen zoals katoenvlokken, dons), (verkrijgt men het vermogen) zich door de ruimte te bewegen.
44. Het vermogen contact te maken met de staat van bewustzijn die voorbij het intellect ligt en dus niet te begrijpen is, wordt teniet gedaan wat het licht verhult.
45. Heerschappij over de Panca-Bhutas (verkrijgt men) door Samayama te verrichten op hun grove, constante. Subtiele allesdoordringende en functionele staten.
46. Daar vandaan (daaruit) het verkrijgen van Atman, enz. volmaaktheid van het lichaam en het belemmeerd worden van de (lichaams) functies door de krachten (van de Elementen).
47. Schoonheid, een frisse gelaatskleur, sterkte en hardheid als diamant maken de volmaaktheid uit van lichaam.
48. (Men verkrijgt) heerschappij over de zintuiglijke organen door Samayama te verrichten op hun vermogen om te bevatten, hun werkelijke aard, egocentriciteit, al-doordringbaarheid en functies.
49. Daardoor (verkrijgt men) ogenblikkelijk directe kennis (inzicht), zonder gebruik van enig voertuig, en volledige heerschappij over Pradhana (i.e. Prakrti).
50. Alleen uit het gewaar-zijn van het onderscheid tussen Sattva en Parusha ontstaan uprematie over alle staten en vormen van bestaan (almacht) en inzicht in alles (alwetendheid).
51. Door ongehechtheid zelf daaraan, waneer ook zelfs het zaad van de gebondenheid is teniet gedaan, volgt de Bevrijding (Kaivalpa).
52. (Er moet zijn) het vermijden van genot of trots bij de uitnodiging door de bovenzinnelijke entiteiten, die verschillende gebieden onder hunhoede hebben, omdat hier de mogelijkheid zit van het tot nieuw leven komen van het kwaad.
53. Kennis (wordt) geboren uit gewaarzijn van het werkelijke (uit het onderscheidingsvermogen) door Samyama te verrichten op het moment en (het proces van) zijn (duur).
54. Hieruit (namelijk uit Vivekajam-Jnanam) (ontstaat) kennis van het onderscheiden kunnen worden door klasse (rang, stand), kenmerkende eigenschappen of positie.
55. De hoogste kennis, geboren uit gewaarzijn van de realiteit is transcendent, omvat kennisname van alle objecten tegelijkertijd, heeft betrekking op alle objecten en processen in het verleden, heden en de toekomst en gaat ook het wereldproces te boven.
56. Kaivalya wordt bereikt, waneer er gelijkheid van zuiverheid is tussen Parusha en Sattva.